Toen ik aan het balen was omdat ik niet in Chamonix geraakt was (lucht in de motor of iets dergelijks…), besloot ik de exra vrije tijd te spenderen aan wat familiebezoek. Terwijl ik tegen men 93-jarige grootvader aan het zagen was over hoe ik toch in de noordwand van Les Droites wou zitten begon hij naarstig te rommelen in een van zijn vele stapels papier. Wat hij opeens vasthad leek wel een schat. Een hele fotoboek met zwartwitfoto’s uit zijn jeugd over zijn beklimmingen in Freyr en Beez (met touw nog rond het middel). Iets later vond hij zelf zijn klimdagboek van in die tijd, en twee stukjes wou ik toch even publiceren.
” Ik klom de eerste twintig meter en voelde bij de aankomst mijne handen niet meer tengevolge van de danige inspanning welke ik had moeten doen met de toppen mijner vingers, want een klimmer moet gans het gewicht van zijn lichaam kunnen dragen op drie vingertoppen en zijn grootsten teen.” (Na de 5 ânes in Freyr te hebben beklommen).
Iets later schreef hij ook deze mooie woorden:
” Denken dat men het niet kan en het dan toch kunnen.
Twijfelen aan zichzelf en terug zelfvertrouwen krijgen
Weten dat men kan sterven, meer toch leven
Verwezelijken wat men onmogelijk acht
Dat alles is klimmen”
Als mijn grootvader zo 75 jaar geleden al over klimmen dacht, heb ik weinig reden om te zagen. De Droites blijft nog wel even staan 😉
Leuk dat taalgebruik uit die tijd. Hij moet nog samen met koning Albert geklommen hebben, die stierf 75 jaar geleden.
Shit, Yannick… ik vind dat laatste citaat van je grootvader echt de max. Pure poezie op grote hoogte. Ik las er gans ons laatste reisje naar de Alpen in. Toen hing ik ook krampachtig aan een overhangend stukje rots te roepen naar Tijs dat ik niet verder kon. Ik was geen halve pas verwijderd van het volgende setje. Mijn onderarmen verzuurden aan een moordtempo en het zweet druppelde uit alle porien van mijn vingers. En plots is dat moment er. Dat moment dat je zegt:’ Als ik nu niet over die stomme bult kom, donder ik naar beneden en maak ik meer dan waarschijnlijk een rotklap die ik nooit meer vergeet. En toen maakte ik die klik in mijn hersenen. Vraag me niet hoe, maar ik riep mezelf tot de orde, deed wat moest gedaan worden, en enkele ogenblikken later riep ik hangend in het volgende setje:’Blok’. Enkele dagen later ploeterden en zwoegden Tijs en ik door heuphoge natte sneeuw. De top die we wilden beklimmen was nog meer dan 1500 hoogtemeters van ons verwijderd, maar evengoed kon het jaren geweest zijn. Iedere meter die ik spoorde leek een gevecht met mezelf, en toch stonden we om negen uur ’s morgens op die verdomde top. De dag was pas begonnen. Overal rondom ons zagen we witte toppen, die we hoopten ooit te beklimmen. Het ganse universum leek op dat moment een goed geoliede machine. Alles draaide zoals het hoorde… tot we, natuurlijk, aan de afdaling begonnen. Maar ook aan die lijdensweg kwam een eind. En al gauw waren we een mooie herinnering aan een spannend toogverhaal rijker. Bedankt voor het mooie citaat. Ik zou behoorlijk trots zijn met een grootvader als hij.
groet,
h.
goed